In de rubriek ‘Het elftal van…’ blikken we in deze voetballoze maanden iedere week met een (oud-)lid van onze vereniging terug op zijn of haar favoriete Wageningen-elftal. Deze week doen we dat met Gijs van de Logt.

Als schrijver, en misschien ook vanwege mijn wat breedsprakige persoonlijkheid, vind ik het lastig erg kort te blijven. Onderstaande kwam spontaan uit mijn vingers, en ik weiger het achteraf nog in te gaan korten. Hierbij mijn dreamteam in 4-3-3 formatie! Allen veel leesplezier gewenst!

Doelman: Raoul van Onzenoort

Ik heb lang getwijfeld tussen Roy en Raoul. Toch Raoul gekozen. Ik vind hem de keeper met het meeste gevoel voor timing en beweging waar ik mee gespeeld heb. Hij kwam vrijwel nooit te vroeg, te laat of niet uit wanneer het moest. Hij pakte ballen waarvan je het niet zou verwachten wanneer je hem – zijn uitstraling en lichaam – zag, tot in het verste hoekje van de kruising toe.

Verder kon hij zo goed meevoetballen dat de bal altijd in je loop lag als back, en zelden veel te hard of te zacht was. Hij was kalm, en had hij een topinstelling. Wanneer hij in schreeuwen uitbarstte, deden we als team echt iets niet goed.

Misschien heeft hij ook een streepje bij me voor omdat ik in mijn eerste seizoen bij Wageningen met het tweede elftal de beker met hem won, achteraf gezien van het eerste elftal van Oosterbeek. Raoul droeg met zijn vele reddingen heel veel bij toen. Het was de enige keer ooit dat ik hem over het randje van sportiviteit zag tijdrekken, door de wedstrijdbal die al achter was een paar minuten voor tijd linea recta het bos achter zijn doel in te trappen. Onvergetelijk moment. Je kon zien dat hij daar eigenlijk niet voor geschapen was, maar hij kwam er nog mee weg ook, zonder geel. Super sportieve en ook nog buitengewoon vriendelijke metal-man.

Linksachter: Jeroen Versteeg

Een bijter met een enorme wedstrijdmentaliteit. Tegenwoordig is hij niet voor niets liefhebber van Mountainbiken en wielrennen. Als geen ander, zelfs Christan niet naar mijn idee, zette hij zijn tanden in zijn directe tegenstander. Was vrij lang, enorm sterk en snel. Een gruwelijke back om tegen te spelen, wanneer hij in vorm was. In dat geval kon hij ook voldoende goed meevoetballen om er een aantal keer overheen te komen, de middenvelders te bedienen, of ballen zuiver langs de lijn in de diepte te leggen. Hard en fair ging voor hem op. Hij was een aanjager voor de rest om een stap extra te doen, en daarnaast een hele sportieve en buitengewoon gezellige ploeggenoot.

Centraal achterin: Guido Bosch

Keihard als het erop aan kwam, en bracht extra voetballend vermogen mee. Hij kon het niveau 4e klasse voor mijn gevoel met twee vingers in de neus volgen. Met hem erbij kwamen we makkelijk aan opbouwen toe. Hij werd zelden geklopt in een 1-tegen-1-duel, hoewel Pieter Kemp hem eens voor schut zette toen Guido in zijn nadagen bij SKV meedeed tegen ons. Ook een onvergetelijk moment.

Guido bracht ook een extra vracht wedstrijdmentaliteit mee, maar dat geldt voor alle spelers van mijn dreamteam bedenk ik nu. Hij kon enorm te keer gaan tegen ploeggenoten, dat vond ik soms te ver gaan weet ik nog. Mij kafferde hij na een kutbal ooit zodanig af dat ik de eerste tien minuten daarna helemaal geen bal goed meer raakte. Maar goed, haha…, dat was ook zijn rol. Hij vraagde het uiterste van zichzelf en zijn teamgenoten, en zette de boel indien nodig op scherp. Echt een leider.

Centraal achterin: Michiel Hendriks

Een alleskunner op die plek. Hij kon als vrije man spelen, maar naast Guido zou ik hem als mandekker zetten. Zijn kracht zat hem in zijn rust, vond ik. Hij was geen pronkende krachtpatser met een grote bek. Maar hij was oersterk, had veel inzicht, kon fantastisch koppen, en juist zijn relatieve onopvallendheid en kalmte maakte hem goed. Hij maakte zonder blikken of blozen nuttige overtredingen. Als tegenstander merkte je pas hoe goed hij was als je tegen hem stond.

In de kleedkamer zat hij vol droge humor, en was hij ook een rustpunt. Hij was ook een leider, op een andere manier dan Guido. In balbezit was hij ook een goede opbouwer. Had een strakke, zuivere lange pass in de benen en durfde de tegenstander eerst in te laten stappen, in te dribbelen, en de middenvelders dan over de grond te bedienen. Zijn achilleshiel was zijn snelheid, zowel met draaien als rechtdoor lopen, laat staan als hij beide na elkaar moest doen.

Hij was één van de aardigste mensen met wie ik heb gevoetbald, met respect voor alle anderen. Het was voor ons allemaal indrukwekkend om zijn ziekteproces van dichtbij mee te maken, dat vergeet ik nooit meer. Heel verdrietig, en een moment waarop voetbal ineens maar heel “relatief” werd. Ook iets dat veel clubgenoten extra dicht bij elkaar bracht.

Rechtsachter: Pieter Kemp

Rechtsback omdat hij alleen vanuit die positie net voldoende veld voor zich had voor zijn sprints en acties. Hoewel, ook dan liep hij nog wel eens een bal rechtdoor over de achterlijn van de tegenstander, daar pas ontdekkend dat het veld blijkbaar ook ergens ophield. Ja, hij liep soms iets te veel als een kip zonder kop met de bal, maar dan met kop, alleen dan wel alleen omlaag gericht. Maar dat mocht niet deren, meestal was zelfs dan het resultaat positief.

Ondanks dertig keer de achterlijn halen (per helft) kreeg de linksbuiten van de tegenstander geen enkele kans, wanneer Pieter op dreef was. Hij pikte doelpunten mee en kon ballen blind met een apart soort effect voor de goal leggen, zowel hoog als laag. Een plaag voor elke tegenstander.

Vooruit, zoals Ruben al over hem schreef, je kon hem ook op de rest van de rechterkant neerzetten. Hij was ook nog eens erg sportief, ondanks alle schoppen die hij kreeg, en (spel)intelligent. En hij was heel sympathiek en leuk gezelschap buiten het veld, maar dit laatste gold eigenlijk voor iedereen, dus dat zal ik hierna niet meer noemen.

Rechtshalf: Rob Lubberink

Rustpunt in het elftal. Soms wat te rustig zelfs, dan kon het tempo wel iets hoger. Maar maakte zelden fouten. Beheerste alles van het voetbal. Kon goed lopen en verdedigen, en goed passen. Liep vaak ruimtes dicht die anderen achterlieten. Maakte veel meters, waarvan ook veel onzichtbare. Had een vreselijk goede lange trap in de benen en kon ook goed schieten. Pakte in goede doen ook doelpuntjes mee.

En hij kon, zoals Christan en ik dat op links ook goed konden, de backpositie van Pieter zo overpakken wanneer die weer eens op avontuur gegaan was. Dat ging automatisch met hem, daar kon je op vertrouwen. Je kon hem ook overal in de as neerzetten, dan was hij ook van waarde. Echt zo’n wat minder opvallende kracht waarvan je er minimaal eentje nodig hebt in het elftal. Iemand die bewust balans bracht in het veld, zeker in het middenveld.

Centrale middenvelder: Remco Brinkman

Ik was altijd erg gecharmeerd van hem als voetballer, misschien kwam dat ook omdat ik voetballend altijd een “klik” voelde met hem (misschien niet wederzijds hoor haha). We hebben met Marcel Jansen, Richard ten Böhmer (Budje), Patrick Kneepkens, Jeroen Broeken en een aantal anderen, diverse opvallende en hele goede voetballers gehad op die positie.

Maar ik kies voor Remco, in het bijzonder vanwege mijn 4-3-3 keuze. Hij kon namelijk ongelooflijk tekeergaan vanuit die de positie wat lopen betreft, zijn tegenstander daarbij volkomen slopen. Soms liep hij zichzelf ook een beetje voorbij, maar het was vooral een kracht van hem. Dan zat hij onder elke afvallende bal voorin, dook hij regelmatig het gat de diepte in, en verdedigde hij toch weer op tijd mee achterin. Hij liet zich ook nooit intimideren. Maar hij was ook heel goed met de voeten, al werd dat soms onderschat vond ik. Hij wist waar hij steekballetjes moest leggen, had gevoel voor de juiste snelheid, en kon vanuit alle hoeken en gaten van het veld een bal gevaarlijk voor het doel brengen, zowel hoog als laag.

Hij kon ook geweldig schieten uit de tweede lijn, vaak met een zwabber. Hij dwong elke wedstrijd een paar kansen af als centrale middenvelder, of hij ze nu maakte of niet. Hij scoorde relatief hartstikke vaak voor die positie, als hij op zijn best was. Jammer dat hij zo vaak geblesseerd raakte of om andere redenen een periode weg was, waardoor dit waarschijnlijk nooit zo is gaan opvallen.

Linkshalf: Christan Buurstee

Stond meestal back, maar was als linkshalf minstens zo goed vond ik. Speelde als back in feite ook altijd als een halve extra linkshalf en een kwart extra linksbuiten, maar dit terzijde. Had een waanzinnige wedstrijdmentaliteit, gebruikte werkelijk alles om te winnen als het nodig was. Je moest hem zo vaak voorbij voordat je hem voorbij was, dat je je kon afvragen of je hem eigenlijk wel voorbij kon.

Hij raakte door geen enkele tegenstander geïntimideerd. En hij had een enorm loopvermogen. Maar hij was ook een goede voetballer, met een typische wat gekromde stijl. Hij kon gemakkelijk een tegenstander passeren met een simpele beweging en via een actie of combinatie de achterlijn halen. En hij had een goede vrije trap, corner, voorzet, lange trap en schot in de benen.

Onvergetelijk was zijn Bergkamp-move tegen SKV, waaruit hij nog scoorde ook geloof ik. Gek genoeg weet ik dat niet eens zeker meer, terwijl ik de beweging nog zo voor me zie. Hij is vast nog altijd de enige op de wereld die dat beroemde doelpunt van Bergkamp nagedaan heeft (of een poging daartoe gedaan heeft). En op de één of andere manier vond ik dat perfect bij hem passen.

Rechtsbuiten: Patrick Kneepkens

Alleskunner in de voorste twee linies. Daar zou ik hem overal zo neerzetten. Hij kon net als Guido het niveau voor mijn gevoel met twee vingers in de neus aan. Zo oogde het althans. Had een geweldige techniek, passeerde makkelijk, was lichtvoetig, wendbaar en razendsnel. Vooral om die laatste reden vond ik zijn beste positie rechtsbuiten. Daar speelde hij mijn eerste seizoenen nog vaak. Dan was hij niet te stoppen, kon je een bal bijna blind de diepte in leggen.

Hij haalde de achterlijn, legde de bal panklaar neer, of scoorde zelf. Heeft ook een goede steekpass en lange pass in huis. Eén van de beste aanvallers waar ik mee gespeeld heb, die ook als middenvelder zijn waarde natuurlijk bewees. En een sportieve speler. Misschien soms te. Maar een fijne aanvoerder.

Spits: Jureno Augusto

Naar mijn mening (in potentie) de beste aanvaller/spits waar ik mee gespeeld heb, met respect voor de anderen. Ook een speler die het niveau met twee vingers in de neus aankon. Ik herinner me goed dat hij als jonge speler uit de A-jeugd overkwam met de groep van Marcel Jansen, Roy Rijsemus, etc.

Hij kwam in de spits vaak naast Nicki Leenarts te lopen, met 4-4-2. Ik vond hem binnen een paar wedstrijden veruit de beste spits. Hij scoorde en combineerde makkelijk, en vanuit alle posities en afstanden. Had een geweldige techniek, waarbij de bal bijna net zo aan zijn voet kleefde als bij ‘Budje” (Richard ten Böhmer). Soms deed hij teveel alleen, dat wel. Sommige van de vele schoppen die hij kreeg kwamen daardoor.

Maar goed, ik zeg het niet graag, maar in mijn beleving werd hij vaak meer in de weg gelopen dan ondersteund voorin in die tijd. Hij deed bovendien ook het verdedigende werk dat nodig was. Ik had hem in die tijd graag bij 4-3-3 als enige spits vast in de basis gezien. Maar misschien kijk ik door een gekleurde bril. Hij was namelijk de aanvaller waarmee ik een soort feilloos gevoel had waar ik vanaf de linkerkant de bal neer moest leggen. En dan durfde ik ook meteen door te bewegen zonder het gevoel te hebben daarna wellicht direct weer terug te moeten (en daardoor mezelf helemaal kapot te moeten lopen).

Ik vond het geweldig dat je hem de bal bewust ook (strak en hard) op zijn borst kon inspelen. Die had hij vrijwel altijd. Al moest hij een meter de lucht in de springen, beukte er een mandekker van twee meter en honderd kilo in zijn rug, dan controleerde hij hem nog. Hilarisch om te zien soms.

Linksbuiten: Okko Kruijssen 

Met Okko heb ik weinig samen meer gespeeld. Hij kwam zo ongeveer toen ik stopte bij het eerste. Dat vond ik wel jammer, daar loop ik niet voor weg. Hij had een goede instelling, was snel, kon veel meters maken, en kon bovenal ook heel goed voetballen. Hij passeerde makkelijk, combineerde makkelijk, en had een goede voorzet en schot. Hij scoorde makkelijk, en bracht gewoon bovengemiddeld veel energie aan de linkerkant. Echt iemand die de back van de tegenstander alle motivatie ontnam om zelf nog aan te gaan vallen.

Soms liep hij te lang met de bal, of maakte hij te veel dezelfde beweging. Hij moest nog wat beter over de bal leren kijken, en was nog druistig soms. Hij was ook niet te beroerd mee te verdedigen, en je kon hem gerust ook als linksback of linkshalf neerzetten (wat ook gebeurde). Hij kon nu al super goed ‘overnemen’, dat wat Rob, Pieter en Christan ook zo goed konden. Ook hij was één van het groepje spelers die (in potentie) niveau over hadden op het niveau zaterdag vierde klasse, vond ik.

Met hem had ik als een jongere versie van mezelf graag een combinatie linkshalf/linksbuiten gevormd, volgens mij waren we dan dodelijk geweest. Ik kwam wat dat betreft helaas anderhalf decennium te vroeg, of hij te laat haha.

Coach: Johan van Capelleveen

Hij was een rustige persoonlijkheid en ging (over het algemeen) prettig met scheidsrechters en tegenstanders om. En hij wist ons vele seizoenen met enthousiasme te trainen en coachen. Ik was het niet altijd met zijn keuzes, strategie, of opvattingen eens, maar dat kan ook niet anders lijkt me.

Hij gaf wel altijd vertrouwen aan het team, dacht altijd positief, ongeacht hoe het ging, en hij had altijd een wedstrijdplan klaar. Hij kende de tegenstander, deed altijd zijn werk grondig. En hij was een clubmens dat veel meer deed dan alleen het invullen van zijn rol als trainer/coach. Zo begeleidde hij ook op een fijne manier het proces toen Michiel ziek werd, maar de eerste periode dat we ervan wisten nog wel met ons meespeelde. En hij volgde de aanstormende jeugd op de voet.

Bovendien was hij in de vijftig nog bereid in te vallen als speler-coach, in de openingswedstrijd in het seizoen derde klasse, toen we met veel blessures kampten. Met puntenmindering als pijnlijk gevolg, door een regel die zo nieuw was dat we er niet eens vanaf wisten. Maar goed, dat tekende hem zowel als coach als (club)mens.

Rest me nog dit te zeggen: ik heb met heel veel plezier meer dan een decennium in de selectie van Wageningen gezeten, en daar vele teamgenoten voorbij zien komen. Toen ik er op mijn 27e aan begon, had ik dat ook niet zien aankomen. Het kwam zover omdat ik me van begin af aan thuis voelde bij Wageningen. Met heel veel jongens, trainers en andere begeleiders uit de selectie, en met andere clubleden, heb ik vooral ook veel lol beleefd buiten de wedstrijden om. Onderweg in de auto naar uitwedstrijden, een paar keer in een bus (bij promotievoetbal), maar bovenal in onze mooie kantine. Een geweldige tijd voor mij, waarvoor iedereen bedankt!