In de rubriek ‘Adieu De Zoom’ blikken we iedere editie met een oud-lid terug op zijn tijd bij onze vereniging. Deze keer Christian van de Weerd (42), voor Wageningen actief in de periodes 1984-1993 en 2001-2007.

“In twee periodes heb ik voor Wageningen gespeeld. Op mijn zeventiende ben ik vertrokken naar VV Bennekom, omdat zij op een iets hoger niveau speelden. Later – toen ik mijn ambities al aan de kant had geschoven – ben ik teruggekeerd naar Wageningen.

Ooit zat ik in het scoutingsapparaat van FC Wageningen. Jaren later sprak ik nog eens de scout die mij destijds op de korrel had. Hij vertelde: ‘We gingen nog één wedstrijd kijken, jullie speelden tegen Arnhemia. En daar liep een spits, die vier keer scoorde. Toen hebben we hem maar genomen.’ Lekker dan. (Lacht)

Maar het was het groen-witte gevoel dat me terugbracht naar De Zoom. Ik ben ermee geboren. In Wageningen kende iedereen mijn opa (Charley van de Weerd, red.) en ook mijn vader heeft nog wel wat wedstrijdjes gespeeld.

Ook de locatie, het mooie hoofdveld tussen de bossen. Het doet iets met je, dat meen ik serieus. Geen club in Nederland heeft zo’n mooie ligging.

In de tijd dat ik er speelde kende iedereen elkaar. Bij VV Bennekom was dat wel anders, daar was je op een gegeven moment slechts een nummer.

Sommige spelers met wie ik heb samengespeeld zullen over me zeggen: ‘Leuke tijd mee gehad, veel mee gelachen’, maar er zullen er ook een hoop precies het tegenovergestelde zeggen. ‘De grootste eikel die er is’ ofzo. (Lacht)

Hoe dat komt? Nou, humor staat bij mij op één. Goed in je vel zitten – en nog even een dolletje uithalen vlak voor de wedstrijd – was voor mij het aller belangrijkste. En dat viel niet bij iedereen goed, maar ach. Ik was ook heel eigenwijs, voor trainers niet altijd makkelijk. Ik dacht dat ik het altijd beter wist, niet een hele goede eigenschap.

Ik presteerde altijd wel gemiddeld, niet uitstekend. Hoe ik mezelf zou omschrijven? Lastig. Ik was misschien wel een aardige middenvelder, maar als het allemaal zo goed was geweest, had ik wel een niveautje hoger gevoetbald. Het schortte nog weleens aan wat discipline en wedstrijdmentaliteit.

Ik dacht vaak op trainingen: ‘Wat ben ik hier nu eigenlijk aan het doen?’

Mijn karakter in het veld strookte trouwens totaal niet met buiten het veld. In het veld kon ik in een keer ontsporen en iemand meenemen in een overtreding. Sander (Coenen, red.) werd een keer bij Ostrabeke gespuugd en geslagen, daar kon ik dan helemaal niet tegen. Ging ik er daarna keihard in, wat dan ook weer niet had gehoeven. Nu zou ik denken, doe even lekker normaal. Als ik vervolgens werd gewisseld was ik ook nog wel in staat om verhaal te halen bij Henri (ten Klooster, destijds hoofdtrainer, red.). Het sloeg soms echt nergens op.

Normaal dacht ik vaak wel op trainingen: ‘Ik sta er, maar wat ben ik hier nu eigenlijk aan het doen?’ of ‘Wie zal ik vanavond eens door de benen spelen?’ Dan werd er soms weleens een trap uitgedeeld – waar ik dan weer het doelwit van was.

Pas na zijn overlijden besefte ik hoe groot mijn opa eigenlijk was

Of ik vaak last had van mijn ‘bekende’ achternaam? Ik heb nog een oudere broer, die heet Charley, dus heel veel last had ik er gelukkig niet van. Ik was trouwens wel de laatste Van de Weerd in het eerste elftal van Wageningen. Er zullen geen nieuwe meer komen.

Het is gek, maar na zijn overlijden besefte ik pas hoe groot mijn opa eigenlijk was. Voor mij was het altijd opa, niet de man die twintig seizoenen De Berg op zijn kop zette. Ik groeide ermee op dat ik met opa hand in hand het stadion binnenliep. Dat we nooit hoefden te betalen. Dat alle voetballers bij ons over de vloer kwamen.

Nooit had ik er echt over nagedacht hoeveel opa nu eigenlijk gepresteerd had. Guus van Holland, Johan Derksen, allemaal schreven ze na zijn overlijden nog eens over hem. Hoe hij praktisch in zijn eentje Ajax oprolde.

Het was juist mijn opa die vaak kwam kijken bij mijn voetbalwedstrijden. Ergens in een hoekje stond hij dan. Inhoudelijk spraken we na de wedstrijd nooit over voetbal. ‘Heb je het naar je zin gehad? Mooi, dan hebben we een leuke dag gehad’, zei hij dan. Dat doe ik nu ook bij mijn dochter, die ook voetbalt.

Toch was mijn opa wel trots dat ik ook bij Wageningen in het eerste kwam. Ondanks het niveauverschil, voor hem was dat hetzelfde. ‘Dat werd tijd ook’ zei hij, toen ik vertelde dat ik weer bij Wageningen ging voetballen.

Al met al hebben wel echt een hoop plezier gehad met elkaar. Patrick Kneepkens, Guido Bosch, Gert Hamelink, stuk voor stuk mooie kerels. Ik vond het altijd wel leuk om er al op tijd te zijn, een beetje met Rian (ten Bohmer, red.) ouwehoeren. Het was altijd hetzelfde, maar dat is ook juist fijn. Heel moeilijk te omvatten in iets.

Ik denk dat je bij Wageningen gelijk wordt opgenomen in de vereniging. Ook student-vriendelijk, om het zo maar te zeggen. Ik kan het iedereen aanraden om bij Wageningen te spelen. Voor echt een niveautje hoger moet je misschien bij Bennekom zijn, maar anders is Wageningen een fijne plek. Soms mis ik het wel, het was een soort aangetrouwde familie.”