Ivo van Orden actief op de Wageningen Cup in de zomer van 2002.

In de rubriek ‘Adieu De Zoom’ blikken we iedere editie met een oud-lid terug op zijn tijd bij onze vereniging. Deze keer Ivo van Orden (40), voor Wageningen actief in de periodes 1989-2004, 2005-2010 en 2012-2016.

“Mijn probleem met Wageningen was niet dat ik er niet weg kon gaan. Sterker nog: ik ben zelfs al twee keer eerder vertrokken. Alleen het wegblijven, dat kon ik niet. In 2004 vertrok ik voor het eerst. Op dat moment studeerde ik al vier jaar in Den Haag en al dat gereis had ik wel een beetje gehad.

Voor die tijd kwam ik steevast voor de donderdagtraining van het tweede met de trein terug en fietste ik het laatste stukje vanaf Ede-Wageningen. Na de training overnachten bij mijn moeder en vrijdagochtend weer naar Den Haag – al moest ik daar wel het eerste college voor overslaan.

In Den Haag ging ik vervolgens voetballen bij VUC, ook wel een cultclub. Daar ervaarde ik voor het eerst wat het Wageningen-gevoel was. Ik liep een kleedkamer binnen en merkte een hele andere sfeer. Wat harder, killer. Bij Wageningen was ik gewend om met iedereen een praatje te maken, maar hier leek men het niet te interesseren wie er nu weer binnenkwam. En ook na afloop miste ik de gezelligheid in de kantine. Na drie maanden had ik het er wel gehad.

Kort daarna werd ik – via Hyves – door iemand uit het vierde van Wageningen gevraagd of ik geen zin had om daar eens een wedstrijdje mee te doen. Ze hadden regelmatig een tekort aan spelers en aan die potjes hield ik zo’n lekker gevoel over.

Eigenlijk besefte ik dat al toen ik met de fiets vanaf Ede-Wageningen aankwam. Vanaf de Zoomweg rook ik weer die aparte geur. Een mengsel van boslucht en gemaaid gras. ‘Oh ja, ik ben weer thuis.’

In de zomer van 2005 werd ik weer lid en speelde voornamelijk voor het vierde elftal. Na de winterstop van het daaropvolgende seizoen ben ik toen in het tweede gaan voetballen. Daar konden ze nog wel een ervaren verdediger gebruiken. Onder leiding van Frans van Beek wonnen we eerst de beker en een seizoen later de titel. Aan Edwin Velthuis van het vierde had ik ondertussen – bij wijze van grap – beloofd dat ik daar weer zou gaan voetballen, mits we met het tweede kampioen zouden worden. Dus na de kampioenswedstrijd stond hij al klaar om mij met die belofte te confronteren. En om het nog mooier te maken, werden we dat volgende seizoen ook kampioen met het vierde.

Maar ook dit keer merkte ik na een tijdje weer dat het eigenlijk helemaal niet te combineren was. De afstand Den Haag-Wageningen begon me tegen te staan en ook mijn vriendin vond dat het voetbal te veel mijn hele weekend opslokte.

Opnieuw koos ik er daarom voor om dichter bij huis te gaan spelen samen met studievrienden. Het werd SVC’08, een pas opgerichte fusieclub. Wat me daar wel tegenstond, was het massale. Ze hadden zestien seniorenelftallen en uiteindelijk kende ik alleen mijn eigen elftal. En dat terwijl ik me altijd graag meng met anderen. Bij Wageningen kon ik bij iedereen aanschuiven en was het ook leuk om met verschillende elftallen mee te doen. Na afloop van het tweede nog meedoen met het vierde, of op de bank bij het eerste.

In totaal heb ik er twee seizoenen gespeeld en daarna vertrok ik op wereldreis, voor een half jaar. Eenmaal terug daarvan liep ik bij Wageningen Gerrit van Huenen tegen het lijf, die vroeg of ik niet weer eens bij Wageningen wilde voetballen. Tijdens het Kleurrijk Toernooi deed ik mee en was het gelijk: ‘Oh ja, dit heb ik gemist.’ Inmiddels woonde ik in Utrecht en ben ik van 2012 tot 2016 nog vier jaar heen-en-weer gereisd om op zaterdag met het derde te gaan ballen. In 2016 ben ik wederom vertrokken. Dit keer om te gaan voetballen in het derde van cultclub EDO in Utrecht, waar ik nog altijd speel (in het groen-wit).

Wageningen gaf mij altijd een warm gevoel. Ik vond het prettig dat ik wist wie ik zou tegenkomen, als ik de kantine binnenliep. Mensen uit allerlei gelaagdheden. Sommigen lekker volks, anderen weer universitair. Voor mij een goede mix. Het was gemoedelijk en overzichtelijk. Een verademing, ten opzichte van mijn leven in de Randstad.

Meestal als ik in het weekeinde kwam, ging ik – ondanks dat ik al een auto had – altijd met de fiets, omdat ik wist dat de kans heel groot was dat ik niet voor acht uur zonder een flink aantal biertjes terug zou gaan. En telkens dacht ik: ‘Ja, hier wil ik prima even voor reizen.’

De kracht van Wageningen ligt in de eenvoud. De vereniging is niet groot, het voelt als een soort van huiskamer. Wat kneuterig – op een goede manier. Ik ben twee keer teruggekomen en denk dat het voor mij ook ‘slecht’ zou zijn als ik bij Wageningen ga kijken, want dan ben ik heel erg snel geneigd om te denken: ‘Oh, misschien moet ik nog maar weer eens terug.’

Wageningen 2 viert het kampioenschap in het seizoen 2007-2008.